Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Kinrooi, Provincie Limburg, in vergadering overeenkomstig de wet:
Gelet op het Koninklijk besluit van 1 december 1975 en latere wijzigingen, houdende het algemeen reglement op de Politie van het wegverkeer en het gebruik van de openbare weg;
Gelet op artikel 12 van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
Gelet op het M.B. van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens wordt bepaald;
Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de plaatsing van de verkeerstekens;
Gelet op artikel 130bis en artikel 135§2 van de Nieuwe Gemeentewet;
Gelet op artikels 285 en 287 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het verzoek van VZW Késing om ter gelegenheid van de kermiskoers en avondfeest te Kessenich op zaterdag 6 juli 2024 de nodige verkeersmaatregelen te treffen:
- Koersomloop: vanaf 17u00 tot 21u00 de volgende straten af te sluiten: Meierstraat - Dorpsstraat - Veldstraat - Molenwegske - Meierstraat
- Avondfeest: vanaf 17u00 tot 3u00 de parking van de Gaard af te sluiten.
Parkeerverbod op alle straten van de omloop en parkeerverbod in de Gaard;
Gelet op de uitstraling van bedoelde wielerwedstrijd en de volkstoeloop die deze zal veroorzaken;
Gelet op het advies van de Lijn, opgevraagd per mail op 27 mei 2024;
Gelet op het advies van afdeling Wegen en Verkeer, opgevraagd per mail op 27 mei 2024;
Gelet op het advies van de politie, opgevraagd per mail op 27 mei 2024;
BESLUIT:
Artikel 1.- Op verzoek van VZW Késing worden op 6 juli 2024 de nodige verkeersmaatregelen getroffen ter gelegenheid van de kermiskoers en avondfeest te Kessenich.
Artikel 2.- Voornoemde verkeersmaatregelen zullen aan de weggebruiker worden bekend gemaakt d.m.v. de gepaste signalisatie.
Artikel 3.- De benodigde signalisatie wordt voorafgaandelijk door de technische dienst ter plekke geleverd. De organisator is gehouden ze net vóór de aanvang van de activiteiten te plaatsen en ze onmiddellijk na het einde van de activiteit te verwijderen.
Artikel 4.- Bij het vallen van de duisternis dienen de hekken verlicht te zijn.
Artikel 5.- Het gebruik van de openbare weg, zowel in plaats of in tijd (maximaal de duur van de activiteit), moet steeds tot een minimum worden beperkt.
Artikel 6.- Indien er schade aan de gemeente-eigendom (weg- en aanhorigheden, ter beschikking gestelde materialen …) wordt vastgesteld, rechtstreeks of onrechtstreeks voorkomend van de manifestatie, moet deze op kosten van de organisator hersteld worden tot volledige voldoening van ons bestuur. Bij gebrek zal ons bestuur de nodige herstellingen (laten) verrichten en verhalen op de organisator.
Artikel 7.- Strepen, lijnen en richtpijlen door middel van verf of witsel mogen niet worden aangebracht langs en op de wegaanhorigheden.
Artikel 8.- Een doorgang van 4 meter moet onmiddellijk kunnen vrijgemaakt worden om, ingeval van nood de prioritaire voertuigen die bepaald zijn in Art. 37 van het verkeersreglement, een vlotte doorgang te verlenen.
Artikel 9.- Het bijgevoegde advies van de dienst Ruimte dient eveneens stipt te worden nageleefd.
Artikel 10.- Inbreuken op de beschikkingen van deze verordening zullen gestraft worden met politiestraffen.
Artikel 11.- Onder voorbehoud van de strikte naleving van de hierna vermelde voorschriften, wordt aan VZW Késing, vertegenwoordigd door Jaak Gorissen, Fabrieksstraat 2a te 3640 Kinrooi toelating verleend om op zaterdag 6 juli 2024 op het grondgebied van de gemeente Kinrooi de Kesinger Kermiskoers te organiseren volgens de aanduidingen verstrekt in de vergunningsaanvraag.
Artikel 12.- De organisatoren zijn verplicht zich te schikken naar, en hun wedstrijd in te richten mits strikte naleving van de hierna vermelde voorschriften en voorwaarden :
I. Voorwaarden betreffende de inrichting.
1 De inrichters waken ervoor dat de deelnemers en degenen die hen vergezellen, de hun opgelegde voorwaarden vervullen en dat de terzake geldende wetten en reglementen gerespecteerd worden. Zij duiden daartoe een wedstrijddirecteur aan die de nodige controles verricht, zowel bij vertrek als tijdens het verloop van de wedstrijd. De wedstrijddirecteur moet ten minste 18 jaar oud zijn.
De afgevaardigden van de representatieve wielersportverenigingen, die erkend zijn door de Minister onder wie de Volksgezondheid ressorteert, zijn gemachtigd de regelmatigheid van het bijhouden van de wielerwedstrijdboekjes van de renners beneden 21 jaar na te gaan. De lijsten van deze afgevaardigden worden door genoemde verenigingen aan de dienst van de medische sportkeuring van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin medegedeeld.
2 De inrichters moeten zich laten bijstaan door signaalgevers die elke burgemeester onmisbaar acht voor het verzekeren van de veiligheid op de kruispunten of andere belangrijke of gevaarlijke punten welke hij aanwijst op het parkoers van de wedstrijd in zijn gemeente, en dit gedurende het ganse wedstrijdverloop. De burgemeester bepaalt hoeveel seingevers er nodig zijn, nadat hij een beroep gedaan heeft op de beschikbare leden van de politie en rijkswacht.
De signaalgevers wier namen aan de burgemeester kenbaar worden gemaakt, moeten ten minste 18 jaar oud en maximum 70 jaar, zijn. Zij dragen om de linkerarm een band met horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord "signaalgever".
3 Wanneer het parcours opnieuw op een reeds eerder gevolgde weg uitkomt, moeten de inrichters bijzondere voorzorgsmaatregelen nemen om mogelijke ongevallen te voorkomen.
4 Wanneer de wedstrijd niet op een volledig voor ieder verkeer gesloten omloop wordt gehouden, moet een motorvoertuig ten minste 300 m en ten hoogste 1 000 m voor de eerste renner uitrijden. In de bebouwde kom moet zoveel mogelijk de afstand van 300 m worden gehouden.
Op het dak van het voertuig moet, op een voor tegenliggers goed zichtbare wijze, het verkeersteken worden aangebracht dat is afgebeeld onder het nr. A51 in artikel 66.4 van het K.B. van 1 december 1975, houdende Algemeen Reglement op de politie van het wegverkeer. De zijde van dit verkeersteken moet ten minste 70 cm bedragen, en het verkeersteken moet worden aangebracht boven een rechthoekig bord waarop, op een blauwe achtergrond, in witte letters van ten minste 20 cm hoogte en ten minste 2 cm breedte, de vermelding "WEDSTRIJD" in de taal of de talen van de streek is aangebracht.
Het laatste voertuig dat de wedstrijd volgt moet een groene vlag voeren. Deze vlag, welke ten minste 50 cm breed en 60 cm lang is, moet vooraan links op het voertuig worden aangebracht, derwijze dat zij voldoende boven het voertuig uitsteekt, opdat zij duidelijk zichtbaar is voor de andere weggebruikers en voor de toeschouwers.
Op het dak van dit voertuig moet eveneens, op een voor het achteropkomend verkeer goed zichtbare wijze, dezelfde signalisatie worden aangebracht als deze welke is voorzien voor het voertuig dat de wedstrijd voorafrijdt.
5 De inrichters moeten, ten minste acht dagen vóór de wedstrijd, aan de dienst voor sanitaire hulpverlening aan de burgerbevolking van het Ministerie van Volksgezondheid, dag en uur van vertrek, de vermoedelijke duur en het vastgestelde parkoers van de wedstrijd kenbaar maken.
In iedere open wedstrijd worden de renners vergezeld door een motorvoertuig waarin een geneesheer heeft plaatsgenomen. Voor de wedstrijden waaraan alleen niet-beroepsrenners mogen deelnemen is het voldoende dat een persoon aanwezig is die houder is van het brevet van ziekenhuisassistent of van secourist. Dat voertuig moet uitgerust zijn met een draagberrie en met de hulpdoos nr. 1, als voorgeschreven in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.
Bij wedstrijden die op een gesloten parkoers worden gehouden moet een vaste hulppost worden ingericht waar, volgens het in het tweede lid van 5 gemaakte onderscheid, een geneesheer dan wel een ziekenhuisassistent of een secourist aanwezig is.
6 Behalve wanneer de aankomst plaats heeft op een wielerbaan, moet de aankomstplaats gelegen zijn op een rijweg in rechte lijn van ten minste 6 meter breedte en 300 m lengte waarvan ten minste 250 meter vóór en 50 meter achter de eindstreep. Bij wedstrijden waaraan alleen niet-beroepsrenners mogen deelnemen, moet de aankomstlijn gelegen zijn op een rijweg in rechte lijn van ten minste 5 meter breedte en 200 m lengte, waarvan tenminste 150 m vóór en 50 m achter de eindstreep. Met een rijweg in rechte lijn wordt gelijkgesteld, de overzichtelijke bocht die, niettegenstaande de aanwezigheid van het publiek, langs beide zijden van de weg, een directe zichtbaarheid toelaat.
De inrichters moeten de toegang tot de rijweg op de aankomstplaats beletten door aan weerszijden afsluitingen te plaatsen over een afstand van ten minste 350 m, waarvan 250 m vóór en 100 m achter de eindstreep. Bij wedstrijden waaraan alleen niet-beroepsrenners mogen deelnemen, moet deze afstand 200 m bedragen, waarvan 150 m vóór en 50 m achter de eindstreep.
Behalve de leden van de ordedienst en de aankomstrechters mag niemand zich bij de aankomst van de deelnemers vóór de afsluiting bevinden.
7 Iedere publiciteitskaravaan wordt aangekondigd door een voertuig dat een rode vlag voert en ongeveer 500 m voorop rijdt. Het laatste voertuig van de karavaan voert een groene vlag en rijdt ten minste 15 minuten voor de deelnemers uit.
De bestuurder die om enige reden mocht achterblijven moet zijn voertuig aan de kant zetten tot de wedstrijd voorbijgetrokken is en mag niet meer bij de karavaan aansluiten.
8 Alleen die voertuigen mogen de wedstrijd vergezellen, waarvan de bestuurders lid zijn van de sportverenigingen, belast met het toezicht op de technische organisatie van de wedstrijd en de voertuigen waarvan de bestuurders in het bezit zijn van een door de wedstrijddirecteur afgegeven doorgangsbewijs of van een algemeen doorgangsbewijs daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de beroepsjournalisten en aan de journalisten van de pers voor gespecialiseerde informatie afgegeven.
Dat doorgangsbewijs, in witte kleur, wordt aangebracht op het windscherm van het voertuig of, als het voertuig geen windscherm heeft, duidelijk zichtbaar vooraan.
Voertuigen die vergunning hebben om de wedstrijd te vergezellen mogen geen supporters vervoeren.
Deze bepaling legt geen beperking op de bevoegdheid van de overheden die met het handhaven van de orde en de politie van het wegverkeer belast zijn, noch op het recht van de leden van de ordedienst om zich bij de volgersgroep te voegen.
II. Voorwaarden betreffende de deelnemers (cfr. Besluit Vl. Exec. 13-03-1985)
1 Jongeren, die geen volle 15 jaar oud zijn, mogen niet deelnemen aan wielerwedstrijden. Jongeren die minstens 15 jaar oud zijn mogen slechts deelnemen aan wielerwedstrijden indien zij daartoe schriftelijk gemachtigd zijn door hun wettelijke vertegenwoordigers en zich gedragen naar de regels in onderhavig besluit gesteld.
2 Jongens van 15 en 16 jaar mogen niet deelnemen aan wedstrijden waarvan de afstand meer dan 70 km bedraagt. Voor nationale kampioenschappen mag de afstand evenwel 80 km bedragen.
Jongens van 17 en 18 jaar mogen niet deelnemen aan wedstrijden waarvan de afstand meer dan 120 km bedraagt. Voor nationale kampioenschappen mag de afstand evenwel 130 km bedragen.
In afwijking met het bepaalde in § 1 mogen jongens van respectievelijk 16 jaar en 18 jaar in de onmiddellijke hogere afstandsklasse worden ingedeeld door de hiertoe erkende organisatie, op voorwaarde dat zij daartoe geschikt worden bevonden door hun erkende begeleidende arts. Deze laatste maakt hiervan melding in het wedstrijdboekje. Zolang deze melding niet is aangebracht in het wedstrijdboekje, mag de jongere niet deelnemen aan een wedstrijd in een hogere leeftijdsklasse.
Meisjes van 15 en 16 jaar mogen niet deelnemen aan wedstrijden waarvan de afstand meer dan 45 km bedraagt. Meisjes van 17 en 18 jaar mogen niet deelnemen aan wedstrijden waarvan de afstand meer dan 65 km bedraagt.
Zolang jongeren de wielersport niet beroepshalve uitoefenen, vallen zij onder toepassing van het decreet van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar.
3 Jongens van 15, 16 en 17 jaar mogen slechts aan één wedstrijd per twee opeenvolgende dagen deelnemen met een maximum van twee wedstrijden per week.
Jongens van 18 en 19 jaar mogen slechts aan twee wedstrijden per twee opeenvolgende dagen deelnemen. Op voorwaarde dat zij daartoe geschikt worden bevonden door hun erkende begeleidende arts, mogen zij aan de hiertoe erkende organisatie de toestemming vragen aan een derde wedstrijd per week deel te nemen, die wordt gehouden op een dag die niet bij de vorige of volgende wedstrijddag aansluit.
Jongens van 19 jaar mogen deelnemen aan maximum drie rittenwedstrijden per seizoen. Ze dienen na afloop een rustdag in acht te nemen alvorens opnieuw aan een wedstrijd te mogen deelnemen.
Meisjes beneden 19 jaar mogen niet deelnemen aan meer dan één wedstrijd per week. Tussen elke wedstrijd moet minstens een volledige rustdag in acht worden genomen.
Als de jongere de wedstrijd niet uitrijdt, wordt hij of zij voor de toepassing van dit artikel geacht aan de wedstrijd te hebben deelgenomen.
Onder "week" wordt verstaan de tijdspanne van zeven dagen, beginnend op zondag en eindigend op zaterdag.
4 Jongeren van 15 en 16 jaar mogen bij wedstrijden geen fietsen gebruiken waarvan het versnellingsapparaat een afstand van meer dan 6,67 m per volledige pedaalomwenteling mogelijk maakt.
Jongeren van 17 en 18 jaar mogen bij wedstrijden geen fietsen gebruiken waarvan het versnellingsapparaat een afstand van meer dan 7,40 m per volledige pedaalomwenteling mogelijk maakt.
In afwijking van het bepaalde in § 1 mogen jongens van 16 en 18 jaar die in toepassing van 2, §2 rubriek II van dit besluit in de hogere afstandsklasse zijn ingedeeld, gebruik maken van fietsen met een versnellingsapparaat dat in die klasse is toegestaan.
5 Als begeleidend arts worden alleen erkend de doctors in de genees-, heel- en verloskunde die tevens houder zijn van het diploma van licentiaat in de lichamelijke opvoeding of van de bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde of van de licentie in de sportgeneeskunde, of van het speciale getuigschrift in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde, of van het getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde.
Zij worden erkend, op hun verzoek, door de Gemeenschapsminister bevoegd voor het gezondheidsbeleid, voor een hernieuwbare periode die twee jaar niet overschrijdt.
De geneesheren, erkend als begeleidend arts op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, worden vrijgesteld van de voormelde bijzondere diplomavereisten.
6 Een jongere die aan een wedstrijd deelneemt, dient in het bezit te zijn van een geldig wedstrijdboekje, waarvan het model is vastgesteld door de gemeenschapsminister bevoegd voor het gezondheidsbeleid, die het boekje uitreikt.
De door de Gemeenschapsminister bevoegd voor het gezondheidsbeleid aangewezen personen schrijven vóór het vertrek de plaats, de datum en de afstand in van de wedstrijden waaraan de jongere deelneemt. Ze brengen er hun stempel en/of handtekening op aan.
Een jongere, die niet tot de Vlaamse Gemeenschap behoort, mag deelnemen aan wedstrijden, op voorwaarde dat hij of zij in het bezit is van documenten die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden gesteld in zijn of haar land of Gemeenschap wat de medische geschiktheid en eventueel de licentie betreft, onverminderd de toepassing van de bepalingen betreffende de leeftijd, de afstandsklasse, het aantal wedstrijden en het versnellingsapparaat.
7 De deelnemers aan wielerwedstrijden moeten een helm dragen.
De helm mag zijn samengesteld uit ribben, op voorwaarde dat deze opgevuld zijn, ten minste 25 mm doormeter hebben en onderling niet meer dan 45 mm van elkaar verwijderd zijn.
Iedere helm moet voorzien zijn van een lederen stormband, die aan weerszijden uitloopt op een dubbele riem die hem aan de helm verbindt en die onder het oor begint en dit volledig omringt. Deze stormband moet gedurende de hele wedstrijd stevig vastgegespt blijven.
III. Voorwaarden betreffende de aansprakelijkheidsverzekering.
1 De inrichters moeten voor iedere wedstrijd het bewijs leveren dat een verzekering gesloten is om bij ongeval naar aanleiding van of gedurende de wedstrijd, de geldelijke gevolgen van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid te waarborgen :
- van de inrichters zelf;
- van de overheden van de gemeenten op welk grondgebied de wedstrijd plaatsheeft;
- van de gemeenten, onder meer voor het uitlenen van materieel;
- van de leden van de ordedienst en van de signaalgevers, bedoeld in art. 41,3,1,2 van het K.B. van 1 december 1975 houdende Algemeen Reglement op de politie van het wegverkeer.
2 De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de deelnemers en van hen die gemachtigd zijn de wedstrijd te vergezellen of die een functie met betrekking tot de wedstrijd vervullen waardoor zij op de door deze gevolgde weg kunnen terecht komen, moet door een verkering gedekt zijn.
3 De verzekering dient afgesloten te worden bij een verzekeraar die de wettelijke voorwaarden vervult om het bedrijf van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen uit te oefenen. Tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 23 van de wet van 1 juli 1956 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen, worden de verzekeringen, afgesloten bij een verzekeraar die in België het bedrijf van de verzekering der burgerrechtelijke aansprakelijkheid uitoefent, geacht geldig te zijn.
4 De verzekering moet een onbeperkte waarborg inzake lichamelijke schade verlenen. De waarborg voor stoffelijke schade mag tot één miljoen frank beperkt worden. Op de motorvoertuigen die gemachtigd zijn de wedstrijd te vergezellen is het eerste lid alleen van toepassing als de burgerrechtelijke aansprakelijkheid welke zij kunnen oplopen niet gedekt is door de in de wet van 1 juli 1956 bedoelde verzekering.
5 Het nazicht van de verzekering in hoofde van de inrichters wordt door de burgemeester of politieoverheid van de gemeente waar het vertrek van de wedstrijd plaatsheeft of, wanneer het een wedstrijd betreft die uit het buitenland komt, door de burgemeester of politieoverheid van de eerste gemeente waardoor de wedstrijd trekt.
Te dien einde dient een attest van de verzekeraar bij de vergunningsaanvraag te worden gevoegd.
Het nazicht van de verzekering in hoofde van de andere personen dient door de inrichters te worden verricht.
Artikel 13.- Zijn niet van toepassing op veldritten, volgende punten van art. 12 : rubriek 1, 4, 5 lid 1 en 2, 7, 8; rubriek III, 4, lid 2.
Artikel 14.- Onder voorbehoud van de strikte naleving van de hierna vermelde voorschriften, wordt aan VZW Késing, vertegenwoordigd door Jaak Gorissen, Fabrieksstraat 2a te 3640 Kinrooi toelating verleend om op zaterdag 6 juli 2024 op het grondgebied van de gemeente Kinrooi de Kesinger Kermiskoers te organiseren volgens de aanduidingen verstrekt in de vergunningsaanvraag.
Artikel 15.- De organisatoren zijn verplicht zich te schikken naar en hun wedstrijd in te richten mits strikte naleving van de hierna vermelde voorschriften en voorwaarden :
I. Voorwaarden betreffende de inrichting.
1 De inrichters waken ervoor dat de deelnemers en degenen die hen vergezellen, de hun opgelegde voorwaarden vervullen en dat de terzake geldende wetten en reglementen gerespecteerd worden. Zij duiden daartoe een wedstrijddirecteur aan die de nodige controles verricht, zowel bij vertrek als tijdens het verloop van de wedstrijd. De wedstrijddirecteur moet ten minste 18 jaar oud zijn.
2 De inrichters moeten zich laten bijstaan door signaalgevers die elke burgemeester onmisbaar acht voor het verzekeren van de veiligheid op de kruispunten of andere belangrijke of gevaarlijke punten welke hij aanwijst op het parkoers van de wedstrijd in zijn gemeente, en dit gedurende het ganse wedstrijdverloop. De burgemeester bepaalt hoeveel seingevers er nodig zijn, nadat hij een beroep gedaan heeft op de beschikbare leden van de politie en rijkswacht.
De signaalgevers wier namen aan de burgemeester kenbaar worden gemaakt, moeten ten minste 18 jaar oud zijn. Zij dragen om de linkerarm een band met horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord "signaalgever".
3 Wanneer het parcours opnieuw op een reeds eerder gevolgde weg uitkomt, moeten de inrichters bijzondere voorzorgsmaatregelen nemen om mogelijke ongevallen te voorkomen.
4 Wanneer de wedstrijd niet op een volledig voor ieder verkeer gesloten omloop wordt gehouden, moet een motorvoertuig ten minste 200 m en ten hoogste 500 m voor de eerste deelnemer uitrijden. In de bebouwde kom moet zoveel mogelijk de afstand van 200 m worden gehouden.
Op het dak van het voertuig moet, op een voor tegenliggers goed zichtbare wijze, het verkeersteken worden aangebracht dat is afgebeeld onder het nr. A51 in artikel 66.4 van het K.B. van 1 december 1975, houdende Algemeen Reglement op de politie van het wegverkeer. De zijde van dit verkeersteken moet ten minste 70 cm bedragen, en het verkeersteken moet worden aangebracht boven een rechthoekig bord waarop, op een blauwe achtergrond, in witte letters van ten minste 20 cm hoogte en ten minste 2 cm breedte, de vermelding "WEDSTRIJD" in de taal of de talen van de streek is aangebracht.
Het laatste voertuig dat de wedstrijd volgt moet een groene vlag voeren. Deze vlag, welke ten minste 50 cm breed en 60 cm lang is, moet vooraan links op het voertuig worden aangebracht, derwijze dat zij voldoende boven het voertuig uitsteekt, opdat zij duidelijk zichtbaar is voor de andere weggebruikers en voor de toeschouwers.
Op het dak van dit voertuig moet eveneens, op een voor het achteropkomend verkeer goed zichtbare wijze, dezelfde signalisatie worden aangebracht als deze welke is voorzien voor het voertuig dat de wedstrijd voorafrijdt.
5 In iedere open wedstrijd worden de deelnemers vergezeld door een motorvoertuig waarin medisch verzorgend personeel heeft plaatsgenomen. Dat voertuig moet uitgerust zijn met een draagberrie en met de hulpdoos nr. 1, als voorgeschreven in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.
Bij wedstrijden die op een gesloten parkoers worden gehouden moet een vaste hulppost worden ingericht.
6 De inrichters moeten de toegang tot de rijweg op de aankomstplaats beletten door aan weerszijden afsluitingen te plaatsen.
Behalve de leden van de ordedienst en de aankomstrechters mag niemand zich bij de aankomst van de deelnemers voor de afsluiting bevinden.
7 Iedere publiciteitskaravaan wordt aangekondigd door een voertuig dat een rode vlag voert en ongeveer 500 m voorop rijdt. Het laatste voertuig van de karavaan voert een groene vlag en rijdt ten minste 15 minuten voor de deelnemers uit.
8 Alleen die voertuigen mogen de wedstrijd vergezellen, waarvan de bestuurders lid zijn van de sportverenigingen, belast met het toezicht op de technische organisatie van de wedstrijd en de voertuigen waarvan de bestuurders in het bezit zijn van een door de wedstrijddirecteur afgegeven doorgangsbewijs of van een algemeen doorgangsbewijs daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de beroepsjournalisten en aan de journalisten van de pers voor gespecialiseerde informatie afgegeven.
Dat doorgangsbewijs, in witte kleur, wordt aangebracht op het windscherm van het voertuig of, als het voertuig geen windscherm heeft, duidelijk zichtbaar vooraan.
Deze bepaling legt geen beperking op de bevoegdheid van de overheden die met het handhaven van de orde en de politie van het wegverkeer belast zijn, noch op het recht van de leden van de ordedienst om zich bij de volgersgroep te voegen.
II. Voorwaarden betreffende de deelnemers en de signaalgevers.
1 Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 m dienen :
a. de lopers en de signaalgevers, een helder kleurige uitrusting te dragen en op deze, aan de voorzijde en achterkant reflecterende plakstroken aan te brengen.
Zij dienen zich te schikken naar de verkeersregeling, opgelegd door de tijdelijke politieverordening, uitgevaardigd door de gemeenteraad;
b. de signaalgevers, drager te zijn van een rood licht.
2 De signaalgevers moeten gebruik maken van een schijf (met steel) met een middellijn van ten minste 0,15 m waarop het verkeersbord C3 met reflecterende producten op beide zijden is afgebeeld.
III. Voorwaarden betreffende de aansprakelijkheidsverzekering.
1 De inrichters moeten voor iedere wedstrijd het bewijs leveren dat een verzekering gesloten is om bij ongeval naar aanleiding van of gedurende de wedstrijd, de geldelijke gevolgen van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid te waarborgen :
- van de inrichters zelf;
- van de overheden van de gemeenten op welk grondgebied de wedstrijd plaatsheeft;
- van de gemeenten, onder meer voor het uitlenen van materieel;
- van de leden van de ordedienst en van de signaalgevers, bedoeld in art. 41,3,1,2 van het K.B. van 1 december 1975 houdende Algemeen Reglement op de politie van het wegverkeer.
2 De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de deelnemers en van hen die gemachtigd zijn de wedstrijd te vergezellen of die een functie met betrekking tot de wedstrijd vervullen waardoor zij op de door deze gevolgde weg kunnen terecht komen, moet door een verkering gedekt zijn.
3 De verzekering dient afgesloten te worden bij een verzekeraar die de wettelijke voorwaarden vervult om het bedrijf van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen uit te oefenen.
4 De verzekering moet een onbeperkte waarborg inzake lichamelijke schade verlenen. De waarborg voor stoffelijke schade mag tot één miljoen frank beperkt worden. Op de motorvoertuigen die gemachtigd zijn de wedstrijd te vergezellen is het eerste lid alleen van toepassing als de burgerrechtelijke aansprakelijkheid welke zij kunnen oplopen niet gedekt is door de in de wet van 1 juli 1956 bedoelde verzekering.
5 Het nazicht van de verzekering in hoofde van de inrichters wordt door de burgemeester of politieoverheid van de gemeente waar het vertrek van de wedstrijd plaatsheeft of, wanneer het een wedstrijd betreft die uit het buitenland komt, door de burgemeester of politieoverheid van de eerste gemeente waardoor de wedstrijd trekt.
Te dien einde dient een attest van de verzekeraar bij de vergunningsaanvraag te worden gevoegd.
Het nazicht van de verzekering in hoofde van de andere personen dient door de inrichters te worden verricht.
Artikel 16.- Het gemeentebestuur verklaart met nadruk alle aansprakelijkheid af te wijzen in verband met of naar aanleiding van ongevallen, die door de wedstrijd zouden worden veroorzaakt.
Artikel 17.- De inrichter is verplicht zich te schikken naar en de wedstrijd in te richten mits strikte naleving van de voorschriften en richtlijnen vervat in het bijgevoegd advies van de politie en/of van de tijdelijke politieverordening, uitgevaardigd door de burgemeester.
Het opgegeven aantal signaalgevers dient geplaatst te worden op de aangeduide plaatsen en de bijkomende veiligheidsmaatregelen in hoger vernoemd advies dienen strikt in acht genomen te worden.
Artikel 18.- Tevens bekomen de aan de burgemeester bekendgemaakte seingevers een tijdelijke machtiging om als seingever op te treden tijdens deze wielerwedstrijd op zaterdag 6 juli 2024 te Kinrooi.
Artikel 19.- Afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan:
1.- de griffie van de politierechtbank Tongeren, Afdeling Maaseik,
2.- de griffie van de rechtbank van Eerste Aanleg
3.- de politie Carma
4.- VVM De Lijn
5.- de gouverneur van de Provincie Limburg
Artikel 20.- Deze verordening zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 285 en 287 van het decreet lokaal bestuur.